
Als kind kreeg ik kinderboeken ten geschenke. De eerste boeken die ik zelf koos (waarna mijn moeder ze betaalde) waren Prismapockets, te koop in de supermarkt. Deze editie van Erasmus’ Lof der Zotheid, met de al bij al charmante kaft, stamt uit die jaren. Onlangs haalde ik haar opnieuw van het rek. De vertaling van “Drs. A. J. Hiensch” lijkt me erg verdienstelijk, al blijft ze het ondefinieerbare air houden dat afkomst uit het Latijn verraadt. Op pagina 43 stuitte ik echter op een raar anachronisme.
“Nodig maar eens een wijze uit voor het diner: hij zal het door somber zwijgen of vervelende vraagjes in de war schoppen. Vraag hem ten dans: u zult denken dat er een kameel rondhuppelt! Neem hem mee naar publieke vermakelijkheden: alleen al door zijn blik zal hij het plezier van het volk bederven en hij zal als de wijze Cato gedwongen worden uit het theater te verdwijnen daar hij zijn ernstige frons niet kan afleggen. Valt hij in een gesprek, dan passeert er onmiddellijk een dominee.”
Een dominee? Erasmus schreef dit in 1509, toen er nog helemaal geen dominees bestonden. Integendeel, de godsdiensttwisten zouden pas een decennium later aanvangen, en Erasmus werd niet bepaald een fan van Maarten Luther. Amusant, deze strikt Noordnederlandse lapsus.
“Valt hij in een gesprek, dan passeert er onmiddellijk een dominee.” vind ik trouwens op zichzelf ook al een eigenaardige zin.
Noordnederlandse lapsi. Ik herinner mij een vroegere vertaling van Yourcenars ‘Oeuvre au noir’ waarin Brugse straatnamen verhaspeld werden. Dat is gelukkig in de recentste vertaling rechtgezet.
Ook weten ze ginder vaak niet dat er voor sommige Franse stadsnamen perfecte Nederlandse tegenhangers bestaan :-).