“Remedie tegen de dorst? Het tegenovergestelde van die tegen hondenbeten; loop achter de hond, hij zal u nooit bijten, drink altijd voor de dorst, hij zal u nooit overkomen.”
Van onze brassende en slempende Keltische voorvaderen naar François Rabelais is het maar een kleine stap, merk ik nu. Toch wel plezierig, een boek dat zonder verdere omhaal begint met zattemanspraat. “De goden schiepen de planeten en wij gaan volgens plan eten.” Type d’équivoque affectionné de l’auteur, meldt een deftige voetnoot op kostbaar papier. En we zijn vertrokken, met deze zestiende-eeuwse James Joyce.
La vie treshonorable du grand Gargantua, pere de Pantagruel, iadis composee par M. Alcofribas abstracteur de quinte essence, in F. Rabelais, Oeuvres complètes, (Bibliothèque de La Pléiade, 15), 2009, p.17-20.
Franciscaans?
James Joyce??
François is begonnen als franciscaan en verder geëvolueerd naar benedictijn, seculier priester en kanunnik. Bovendien humanist en geneesheer.
Qua taalrijkdom en maniërisme vol neologismen herinnert het boek me aan Joyce.
OK!