
Mijn ouderwetse agenda leert me dat het de feestdag is van een belangrijke schrijver uit de Oudheid: Augustinus, de Algerijn uit Hippo. En in een boekje met citaten uit zijn baanbrekende, Proustiaanse Bekentenissen, lees ik: “Nadat ik er eenmaal een gezondere kijk op had gekregen, kon ik niet anders meer dan tot de conclusie komen dat het hogere dan misschien wel beter is dan het lagere, maar dat de combinatie van het hogere en het lagere weer beter is dan het hogere alleen.”
Dat geeft een soort moed.
Augustinus, Belijdenissen, tekstkeuze door C. White, Baarn, 2001, p. 49.
(Zeshonderdste bericht. Die stoel, dat boekenrek. Dat hondje.)
prachtig! nu begrijp ik helemaal waarom hij zo populair is bij de mij frequenterende zusters, nee beter, bij de zusters die ik frequenteer.
Ah, die zusters! Wel, volgens wat ik van hem gelezen heb (niet veel), was hij een schrijver die emotioneel even diep kon graven als Proust. En een interessant leven, natuurlijk. Goede reden ook om nog eens naar Venetië te gaan. Ooit stond ik in de Scuola rond te kijken…
daar hebben we toch geen reden voor nodig? Maar: as good as any. En ja, ik stond er nog maar pas en alles was er nog en ….
Nee, we hebben er geen reden voor nodig – en nu begin ik weer te denken aan Corto Maltese, en het ghetto, en… Goed dat alles er nog was!
Mijn patroonheilige! Dank 🙂
Juist – ik had zo ver nog niet gedacht. Prettig, om naast je verjaardag ook je naamdag te vieren!
redding lijkt ook niet alleen van de boeken te moeten komen, maar ook van buiten, door dat venster …
Licht en weidsheid.
Nu ik er nog wat over heb nagedacht: Augustinus had het bij ´combinatie´ toch over ´afwisselen´ hé? Hopelijk niet over ´alles door elkaar´ (ik geloof het niet).
Het was eigenlijk een domme reactie, sorry. Natuurlijk was Augustinus geen ´postmoderneling´. Voor hem is er nog ´laag´ en ´hoog´.
Ik ga volop akkoord, een soort moed :-).
Wel, de titel van het citaat is ‘Kwaad bestaat niet’ en ik weet niet of die titel van Augustinus afkomstig is of van de samenstelster. En het hele citaat lijkt erop te wijzen dat Augustinus het heeft over natuurverschijnselen die door de mensen als slecht en hinderlijk worden beschouwd. Stormen, zeemonsters, ravijnen, droogte. Augustinus bekijkt het dan wat breder en zegt: “Het kan ons hinderen, maar het is niet slecht.” En dat breidt hij dan uit naar alles wat er in de wereld is, alle mensen bijvoorbeeld. Hij aanvaardt alles. Maar over het morele kwaad gaat het hier volgens mij niet. Want dat bestaat wel.