“Wat ontdekten ze niet al, Black met zijn fijne neus, en Max met de ogen. Sporen van het fluwijn en het fret, de dwaze sprongen van het eekhorentje, het wiegelend loopje van de wezel… En ontelbare vogelpootjes, het trippelen van de mussen en de merels, terwijl het waterhoentje bij het lopen het ene pootje voor het andere zet, zoals de mensen. Zij ontdekten er hele slierten. In de bocht van de Ru had ten slotte de vlucht van het everzwijn een diep sneeuwspoor nagelaten.”
Marie Gevers en haar hooglijk ontwikkelde zintuig voor de natuur, het verveelt nooit, ook niet in kinderlijke kerstverhalen.
(Illustratie van Nelly Degouy in: Marie Gevers, En zie, de sterre bleef staan, vertaald door Ernest Claes, Brugge, 1950.)