Gisteren stierf mijn tante.
Wanneer ik haar de afgelopen weken bezocht, eerst in Gasthuisberg en daarna op de afdeling palliatieve zorgen in Turnhout, was ik telkens verbluft door haar moed. We haalden herinneringen op aan de bloemen in de tuin en veranda van mijn grootmoeder (o, donkerrode dahlia’s met witte tippen, en genoffels) en ze leerde me nog de naam van enkele kleine paarse bloemen in het boeket dat ik had meegebracht: “tuiltjes”. Ze vertelde over de donkere gedachten die haar ’s nachts bekropen en hoe ze die overwon: “Nee, ik ben er nog te graag.” Ik heb wel eens gelezen over de moed van de stoïcijnse filosofen in het aanschijn van de dood, maar ik vind dat zij die heren evenaarde. Wat een geschenk is zo’n voorbeeld. Waarmee ik niet wil zeggen dat ik van iedereen stoïcijnse moed op het sterfbed verlang. Ik weet bijvoorbeeld niet eens of ik die zelf zal kunnen opbrengen.
Nu zie ik haar voor me, zoals ze lachte op verjaardagsfeestjes, in haar zwierige kleding, met haar mooie tuin van buxus en witte rozen.
Veel sterkte!
Dank.
een pakkend in memoriam – eindigend met dat mooie beeld van zwierigheid in een tuin van buxus en witte rozen.
(en alsnog: sterkte)
Dank je, Flâneur. Mijn tante was op het einde echt een voorbeeld van moed, ik sta er nog versteld van.