
Het gepixelde prentje zien of de echte tekening: dat is niet hetzelfde. Dat is nooit hetzelfde. Op de tentoonstelling Oer in Gent trof dit werk van Rik Wouters me. Hij had zo weinig nodig om een teken van leven na te laten. Dat blauw. De lijn van de hand en de kam. O, dat blauw. Tot op haar kruin toe.
Als Belg van gemengden bloede (laten we zeggen, Henegouws-Brabants, alle voorouders door de eeuwen heen wel altijd op de rechteroever van de Schelde) zet ik graag kanttekeningen bij de pensée unique dat hedendaagse Vlamingen per definitie uit de klei omhooggetrokken keuterboeren zijn. De kunstenaars die het werk voor Oer leverden, die reisden naar Brussel, Londen en Parijs, die lazen de krant en buitenlandse literatuur en die spraken vlot twee talen. Het neemt niet weg dat de kunstwerken van Oer inderdaad een vertrouwd beeld oproepen. Landschap. Rituelen. Gezichten. De scenografie van Bob Verhelst, die in de ene ruimte de jonge fruitbomen van Gustave Van de Woestyne plantte en in de kamer van Tytgat een draaimolen zette, vind ik speels, charmant – waarom niet, voor een keer? Mijn lieveling is van oudsher Gustave Van de Woestyne en nu stond ik ineens aan de grond genageld voor papiertjes met wat lijnen houtskool erop: bladen uit een schetsboek van Rik Wouters. Zien en ontdekken, daar gaat het in elke tentoonstelling om.