
De kerststal is pas uitgevonden door Sint-Franciscus in 1223, de kerstboom dateert van nog veel later. De filosoof Pierre Abélard (1079-1142) heeft dus nooit gezien wat wij tussen 25 december en januari overal zien.
Toen ik filosofie studeerde, merkte ik al snel dat filosofie onderhevig is aan, ja slaaf is van modes. Je was anglofiel of francofiel, je bestudeerde Wittgenstein of Derrida. Je professor was soixante-huitard of niet, je bewonderde Foucault of niet. Dat soort dingen. Intellectuele modes leken me haaks te staan op de wens om oprecht en grondig te denken. En daarom vond ik het keuzevak middeleeuwse filosofie wel aantrekkelijk. Voor zover ik kon zien, heersten daar geen modes, omdat slechts weinig mensen er interesse voor hadden. Al die ouwe christelijke koek. Anselmus van Canterbury, de geniale voorloper van Descartes, Pascal, Spinoza, die onberispelijk strenge denkers. Dikke Tom, alias Thomas van Aquino, met zijn behartenswaardige pogingen om geloof en wetenschap te verzoenen. Wie had gedacht dat dit in onze tijd ooit nog van levensbelang zou worden?
En dan was er de onstuimige Pierre Abélard. Met een liefdesgeschiedenis die je als romanschrijver niet zou durven te verzinnen. De brieven die hij uitwisselde met Héloise vonden hun weg naar mijn boekenkast in een Engelse vertaling en een Franse editie uit de zeventiende eeuw. De roman die Helen Waddell over zijn leven schreef, las ik graag. Later vernam ik dat Waddell, uitmuntende kenner van middeleeuwse literatuur, getroffen werd door vroegtijdige dementie. Dus de geest die het leven en de gedachten van Abélard zo treffend had opgeroepen, moest zo snel opnieuw de geest van een kind worden? Hoe wreed.
Je vindt niet gauw Nederlandse vertalingen van het filosofisch werk van Abélard. Toen ik ‘Gesprek tussen een filosoof, een jood en een christen’ zag op de schappen van boekhandel Peeters in Leuven, kon ik het boek dan ook niet laten staan.
Abélard wil het geloof met het verstand doorgronden. Dat leidt tot vreselijke mentale acrobatie. Een Europese lezer die een stuk van de twintigste eeuw heeft meegemaakt, kan niet lezen dat alle kwaad om een goede reden gebeurt, zonder aan de concentratiekampen te denken. Hoe moet je daar iets goeds aan ontwaren? Maar de schrijver zelf, hoe moest die bedenken dat God iets goeds met hem voorhad nadat hij op een nacht door huurlingen overvallen was en gemarteld, verminkt, gecastreerd? Voor zover ik het nu doorgrond, kon Abélard uiteindelijk geen ander antwoord bedenken dan ‘Uw wil geschiede’, en moest hij zijn boek onvoltooid laten. Kortom, het geloof neemt het vóór je ogen over van het verstand. Een vreemde ervaring.
Mijn Abélard-en-Heloisebibliotheek is niet erg uitgebreid. In een lange uiteenzetting over kritische fortuin, stuitte ik op de mededeling dat de grote liefdesdichter Petrarca een belangrijk manuscript van hun liefdesbrieven zou hebben gezien, en geannoteerd. Kenners weten waarom. Alle anderen kunnen googlen.
Al googelend leer ik iets bij over Abélard, en mijn besluit is dat hij in alle opzichten een kapoen was.
Liever een figuurlijke kapoen uiteraard, maar God …
Ja. Hij noemde zijn levensverhaal niet voor niets ‘Het verslag van de rampen die mij overkomen zijn’. Een moedige, strijdlustige man, heel zeker.