
Eigenlijk had ik vooral de pimpelmezen in het oog, brutaal fladderend en duikend rond het voederhokje. Toen zag ik het opeens. Ze zijn er, en ze zijn talrijk! Op de laatste dag van januari kon ik ze al fotograferen. En waarschijnlijk liep ik ze vorige week nietsvermoedend voorbij, altijd in beslag genomen door de kou, de grijsheid, de takenlijst.
In haar boek Plaisir des Météores, alias Weergenot, uit 1968 vermeldt de Kempense schrijfster Marie Gevers sneeuwklokjes pas in februari, bij Lichtmis. “De regen was warmer dan we dachten, want de aarde ruikt. De geur, opgesloten sinds december, is tegelijkertijd wrang en muf. Gegroet, o sneeuwklokje! Groene sprietjes, wit gestreept, doorboren de donkere humus, en op een plaats waar dode bladeren een sterkere plant beschermd hebben, daar verrijst de stengel, daar wiegt de bloemknop als een delicaat wit ei, neergelegd door deze eerste welwillende regen. Leg het uiteinde van zo’n stengel tussen uw lippen en proef met het puntje van de tong een ondefinieerbare smaak, een beetje zurig, een beetje bitter, een schuchtere smaak, bijna verbaasd.” Ik neem me nu al jaren voor om Gevers’ raad op te volgen, maar kan mezelf er nooit toe brengen om een sneeuwklokje daadwerkelijk te plukken.
Ik heb mijn thesis gemaakt over Marie Gevers en nog met haar gesproken op Missenbourg
Daar moet je me nog eens over vertellen, Linda, als je wil. Ik ben een keer op Missenburg geweest, we zijn toen hartelijk ontvangen door haar schoondochter.
Zo’n mooie beschrijving van Marie Gevers …
Ik hou van sneeuwklokjes, maar helaas gedijen ze niet in onze tuin. Maar ik zag er al wel in het park in December!
Ja, ik denk ook dat ik er laat bij ben, Ann, er staan er plotseling zoveel in onze tuin. Ik zie ook al zoveel andere frisgroene stengels oprijzen, ik verheug me op de komende weken en maanden.