Paviljoen

Chinees paviljoen, Laken
Chinees paviljoen, Laken

Wat een meelopers toch, die economisch geïnspireerde denkers. “Waarom overwegen we niet om het Chinees in het secundair in te voeren? Een intellectuele uitdaging zou het zeker zijn. De taal van de wetenschap is het Chinees op dit ogenblik niet, althans niet buiten China zelf. De taal van de huidige wereldheerser is het ook niet. Nog niet. Dat China boomt, bewijzen zowat alle indicatoren.” Dat schreef een buitengewoon hoogleraar dinsdag in mijn krant. China boomt even, wat altijd bijster gemakkelijk is wanneer je kan beschikken over een onbeperkt reservoir aan slaven, en plotseling moeten we de overdracht van Europese cultuur via het Latijn maar gewoon opdoeken? Wacht eens, heb ik vroeger al geen gelijkaardig verhaal over Japan gehoord?

Toen ik voor Mijn België het Chinees paviljoen van Laken bezocht, las ik dat de bouwheer, Leopold II, jarenlang vruchteloos heeft geprobeerd om de Belgische zakenlui in China te interesseren. De vis wilde niet bijten. Nu moet hij blijkbaar in grote scholen oostwaarts zwemmen. Leert de geschiedenis ons dat die gehate Leopold een visionaire economische denker was? Wie weet. In elk geval danken we aan zijn inspanningen een architectonisch juweeltje.

Galerij

Het Museum voor Letteren en Manuscripten, in de panden van Van Schelle Sports, Koningsgalerij, Brussel

Vijftien maart. Exact negenenvijftig jaar geleden werd Martial Van Schelle als gijzelaar in Breendonk door de nazi’s neergekogeld. Een maandagochtend. De executiepalen staan er nog steeds.

Ik bracht die dag door op een plaats die Van Schelle dierbaar was, de Koningsgalerij in Brussel. Hier was vele tientallen jaren lang zijn zaak Van Schelle Sports gevestigd; de lokalen van zijn winkel zijn sinds kort ingenomen door het aantrekkelijke Museum van Letteren en Manuscripten. Voor het eerst bezocht ik ook de coulissen van dit negentiende-eeuwse theaterdecor. In een Empirezaaltje op de bovenverdieping van de galerij, omgeven door vorstelijke en burgerlijke portretten, bladerde ik door een oud album met foto’s van Van Schelle als zwemmer en ballonvaarder, met fragiele oude artikels uit La Libre Belgique over zijn prestaties als kampioen op de 100 en 200 meter, en als coach.

Dankzij Van Schelle voelde ik me wonderlijk thuis in Brussel.

(Zie ook dit)

Maetschappy

J. de Saint-Génois

Ach, die goede Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen, hoeveel schatten uit het verleden heeft zij opgedolven.
Luisteren we even naar baron Jules de Saint-Génois, die in de Koninklijke Bibliotheek het dagboek terugvond van Brussels burger Jan de Pottre, bijgehouden tussen 1549 en 1620.
Soortgelyke dagboeken die van vader tot zoon, als een deel van het voorvaderlyke erfgoed, overgingen en met eerbied door den oudsten vertegenwoordiger van den stam werden bewaerd, vervatte de belangrykste voorvallen van het alledaegsch leven; daerin werden aengetekend de huwelyken, de geboorten, de sterfgevallen, die de grondstof uitmaekten van dusdanige memorandums. Verder stipte men daerby nog met zorg aen, wanneer meester Jan, geestelyke geworden zynde, zyn eerste mis las; wanneer jonker Pieter naer het leger was vertrokken, of mynheer Pauwel den koophandel aenvaerd had, ontrent welken tyd Anneken in het klooster der Ryke-Klaren of Mariken in de Grauwe Zusters was geprofest; in welke school de kinders het latyn of het fransch waren gaen leeren; men beschreef er het doopsgeschenk aen Trienken door haer peter gegeven; men maekte gewag van het opbouwen of afbreken van het eene of andere deel van de voorvaderlyke woonst, van de ziekten die de kleinen hadden onderstaen, van de reizen door de leden der familje by den vreemden ondernomen voor koophandel of andere aengelegenheden; met éen woord al de wisselvalligheden die een eenvoudig, welstellend en vreedzaem huisgezin overkomen, kwamen daerin voor, kortbondig afgeschetst en zonder aenspraek op letterkundige sierlykheid of verhevene styl. […]

Voor onze verlichte, doch dikwyls verwaende eeuw, waer de middels van bekendmaking door de drukpers zoo vermenigvuldigd zyn en alles door de dagbladen in het openbaer wordt gebragt, schynt die al te drooge opsomming van dagelyksche daedzaken wat beuzelachtig en kleingeestig. Trouwens heden is men wereldburger eer men tot de jaren van verstand is gekomen, en by vele vezelt het huislyk leven zoo wat uit een.

J. de Saint-Génois, Dagboek van Jan de Pottre, (Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen, 3de serie nr. 5), Gent, 1861, p. II-III.

Ereperk

De komende erfgoeddag is gewijd aan helden. Mijn persoonlijke held is Martial Van Schelle (1899-1943), een Belgische atleet uit het interbellum met wortels in Merksplas, Brussel en Chicago. Ik leerde hem kennen dankzij een biografietje dat mijn grootvader (ooit Van Schelles buurjongen in de Noorderkempen) van hem schreef en schreef ook zelf over hem, in Mijn België en Almanak. Van Schelle groeide op in Merksplas, vocht in de Eerste Wereldoorlog als piepjonge soldaat in het Amerikaanse leger, werd dan verschillende malen Belgisch zwemkampioen, Olympisch atleet, wintersportpionier, ballonvaarder en zakenman. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging hij in het verzet, werd hij verraden en stierf hij in het concentratiekamp Breendonk.

Gisteren bezocht ik zijn graf, op het ereperk van de gefusilleerden, achter de RTBF-gebouwen in Brussel.

De volgende keer zal ik bloemen meenemen. Heel treffend waren ook de naamloze graven – onbekende slachtoffers van het nazischrikbewind.

Op de erfgoeddag zal ik belangstellenden over Van Schelle vertellen bij zijn geboortehuis, de Diepte, in Merksplas.

Meer over Van Schelle op deze blog vindt u hier, en hier. Elders is er dit.