Op weg naar antiquariaat Erik Tonen, om afbeeldingen van sneeuwpoppen uit 1772 en aquarellen van Dufy bij bladzijden van Morand te ontdekken, kan men vreemde dingen tegenkomen.
oud papier
Brief-schryvers-konst
“De bedekte Brief-schryvers-konst is tegenwoordig als oud geworden, en zelfs byna vergeeten.” Misschien was de zeventiende-eeuwse auteur te pessimistisch – zijn tijdgenoten wisten heus wel wat van geheimschrift. Dat het briefgeheim niet bestaat in de sociale media, maar wel in eenvoudige papieren enveloppes, dat lijken wij dan weer vergeten te zijn. Een echte brief ontvangen is tegenwoordig zowaar een haast clandestien genoegen.
Het knullige boekje richt zich tot verliefden die in het geheim willen corresponderen. “Men wil nu eens een Minnebrief aan zijn Meesteresse laten afgaan, van deeze volgenden inhoud: Ik kom morgen avond, wanneer gy by uwe Tante ten huyse zult uytgaan, voor de Deur, ten eynde mijn Lief naar huys te geleyden.” Voor deze onschuldige mededeling worden verschillende codes aangereikt. Charmant, maar wie vandaag geheimschrift wil toepassen, wijs ik toch liever op de codes die Nabokov uiteenzette in zijn roman Ada. Cupidoos Post-Rijder, zo leert mij het schutblad, is in 1942 heruitgegeven bij de gerenommeerde boekhandelaren Burgersdijk en Niermans te Leiden. Ik neem aan dat zij in dat sombere oorlogsjaar wel wat anders te doen hadden dan kalverliefdes op te kweken, en dat hun facsimile bedoeld was om verzetslui tips te bezorgen.
Cupidoos Post-Rijder (Leidsche facsimile-uitgaven IV), Burgersdijk en Niermans, Templum Salomonis, Leiden, 1942. Antiquariaat Demian, Antwerpen.
Madame

On aime, après les révolutions qui ont changé les sociétés, et sitôt les dernières pentes descendues, à se retourner en arrière, et aux divers sommets qui s’étagent à l’horizon, à voir s’ isoler et se tenir, comme les divinités des lieux, certaines grandes figures.
O gonzende volzinnen, zo vertrouwd sinds de lessen Franse literatuur op de middelbare school. Genot en ergernis tegelijkertijd; misschien monkelt Sainte-Beuve te veel, adelaars monkelen namelijk niet, en ik kan me levendig voorstellen dat zijn vorstelijk milde toon menige tijdgenoot-schrijver tegen de borst stuitte. Niettemin, deze zin bevalt me. “Madame de Staël reproduit donc suffisamment en elle cette manière et ce charme d’autrefois; mais elle ne s’en tient pas à cette héritage, car ce qui la distingue comme la plupart des génies, et plus éminemment qu’aucun autre, c’est l’universalité de l’intelligence, le besoin de renouvellement, la capacité des affections.”
En hoe mooi duiken ze op tussen de bladzijden en het pergamijn, deze femmes célèbres.
Sainte-Beuve, Nouvelle galerie de femmes célèbres, tirées du Causeries du lundi, des Portraits littéraires etc., illustrée de portraits gravés au burin, Parijs, 1862, p. 381-383.
Salon

Rommelend in mijn kleerkast ontdek ik een oud geïllustreerd boek. Galerie des femmes célèbres. Een bloemlezing uit de Causeries du Lundi van criticus Sainte-Beuve. Kleine uiteenzettingen over beroemde Franse vrouwen. Van Marguerite de Navarre (schrijfster) tot Madame Récamier, ster van een literair salon dat in 1849 zijn deuren sloot. Als ik het helemaal lees, zal ik Franser zijn dan menige française, veronderstel ik, op ontspannen provinciale wijze. De vertelling over Juliette Récamier leert me alvast hoe literaire salons in de negentiende eeuw werkten, voor vrouwen. Wees een beroemde schoonheid. Sla een schrijver aan de haak, platonisch of niet. In het geval van Juliette Récamier was dat de grote, moeilijke Chateaubriand. Nodig op een vaste avond in de week mensen uit voor sprankelende conversatie met culturele sterren. Ja, men moest kunnen vertellen en entertainen in gezelschap, vroeger, niet zozeer bij een scherm op een klavier zitten tikken.
Zulk een zwaar, solide boek, met zoveel moeite geïllustreerd, en zoveel spinnende volzinnen. Klassiek leesgenot in het verschiet.
Sainte-Beuve, Galerie des femmes célèbres, tirées des Causeries du Lundi. Illustrée de 13 portraits gravés au burin, Parijs, [s.d.] Gevonden bij brocanteur Kris Voeten, Rijkevorsel.
Gezond

Goed. Iets nuttigs. Iets waar u, dierbare lezer, wat aan heeft. Een recept voor een gezonde drank. Als u hem vandaag bereidt, is hij klaar tegen de herfst.
Uit dat prima kookboek van Toulouse-Lautrec. Treft u het aan in een tweedehandsboekhandel, koop het gerust. Stevige kost voor durvers.
Porto à l’ail, Porto met knoflook. Uitstekend tegen chronische bronchitis, verkoudheden, u weet wel.
Koop een fles goede tot zeer goede porto. Schenk uzelf en iemand anders een glaasje uit, om plaats te maken in de fles.
Hak ongeveer 500 gram knoflooktenen in stukken en laat ze door de flessenhals glijden. Klaar. Opnieuw afsluiten en twintig dagen laten trekken.
Begin met een half likeurglas ’s avonds (net voor uw soep, aldus het kookboek) en bouw geleidelijk op tot een of twee likeurglazen per avond. Een volstaat wel, wat mij betreft. Uitgeprobeerd en goed bevonden.
Porto à l’ail, in J.-B. Naudin, G. Diego-Dortignac, A. Daguin, Toulouse-Lautrec’s Table, New York, 1993, p. 181.
De prins in de tuin
Het was lang geleden dat ik nog eens een oud boek kocht. O, leren band met goudstempeling! O, gemarmerde dek- en schutbladen! O, ex-libris van iemand anders! O, gesprenkelde snede! O, zijden leeskoord! Ik kan me zo voorstellen dat een jongen van honderd jaar geleden dit reisverslag van een Franse missionaris als een meeslepend avonturenverhaal heeft gelezen.
“Gedurende de korte periode van onze voorspoed in Lhasa, gingen wij ook vrij gemoedelijk om met de Chinese ambassadeur Ki-Chan. Hij ontbood ons twee of drie keer om over politiek te praten, of, naar de Chinese zegswijze, om vluchtige woorden te spreken. Het verbaasde ons dat hij zo goed op de hoogte was van Europese aangelegenheden. Hij sprak veel over de Engelsen en koningin Victoria. – Het schijnt, zei hij, dat die vrouw zeer bekwaam is; maar volgens mij moet haar echtgenoot een belachelijke rol spelen; zij houdt hem overal buiten. Ze heeft een prachtige tuin voor hem laten aanleggen, met alle mogelijke fruitbomen en bloemen, en daar is hij voortdurend opgesloten en slijt hij zijn leven in wandelingen … Men beweert dat er in Europa nog meer koninkrijken zijn waar vrouwen regeren. Is dat waar? En zijn hun echtgenoten ook opgesloten in tuinen? Bestaat dit gebruik ook in Frankrijk? – Nee, in Frankrijk zitten de vrouwen in tuinen en de mannen nemen de zaken waar. – Kijk, dat is verstandig: anders handelen, dat is chaos. ”
E. Huc, Souvenirs d’ un voyage dans la Tartarie, le Thibet et la Chine pendant les années 1844, 1845 et 1846, Doornik, 1850, p. 335-336. (Antiquariaat Procopius, Leuven)
MEW
Weg met de tirannie van Wikipedia, dacht ik, weg ermee! Weg met de idee dat Pieter Bruegel op het flikkerende beeldscherm zes regels krijgt en Britney Spears zesduizend, genoeg met die onzin. Ik nestel me op de sofa en open de encyclopedie – de enige die ik nog binnen handbereik heb, want de drie encyclopedieën die mijn jeugdjaren sierden (waarvan er een vierdelige speciaal voor jonge lezers was geschreven en geïllustreerd) bevinden zich elders.
En het doet goed, op dat onmiskenbare glanspapier iets rustigs over Mary Ann Evans te vernemen. Voortbladerend ontdek ik een zeventiende-eeuws Grieks meesterwerk, de ridderroman Erotokritos (‘Door de liefde beproefd’) en terugbladerend kom ik ook nog Chesterton, Chénier en Chaucer tegen. En ik denk terug aan die volkomen verdwenen figuur uit het dagelijks leven: de encyclopedieverkoper.
Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur, deel II, C-E, gezet in Gent en gebonden in ’s Gravenhage, 1964. (Met dank aan Ben Hoffschulte en antiquariaat Procopius)
Konijntjesgenoegen

Twee konijntjes zitten
Braafjes op het land,
Knabbelen aan de koolen
Door den boer geplant.
“Lekker”, zegt de dikkerd,
“Malscher zijn er geen,’
“Kom”, antwoordt zijn maatje,
“Proef er nog maar een”.
Spitst er soms een de ooren,
O! Een poosje maar …
Smullende konijntjes
Kennen geen gevaar.
Ze eten tot hun buiksken
Rond is als een ton;
Gaan daarna heel deftig
Slapen in de zon.
(Uit Kinderlust, door Jan Peeters en Floris Jespers, Drukkerij RECLAM, Grote Pieter Potstraat 1, Antwerpen, 1923)
Kinderlust

Kinderlust, een zeldzaam avant-gardistisch kinderboek uit 1923, geïllustreerd door Floris Jespers. Wonderbaarlijk genoeg ooit op een tuinbeurs gevonden.

Maneke! Maneke!
Aardige klant!
Kop zonder ooren,
Mond zonder tand;
Eeuwige spotter,
‘k Nam u zoo graag,
Om al dat lachen
Eens bij den kraag.
Kan ik het helpen
Dat ik hier woon?
Dat hier nooit blinken
Sterrekens schoon?
Maneke! maneke!
Kreeg ik mijn zin,
Gij naamt mijn plaats en
Ik … de uwe in.
Schutblad

Altijd luxueus, een boek openen en een kaart aantreffen op de schutbladen. Het mooie is dat ik op dit stadsplan kan aanduiden waar ik het boek kocht: op de Piazza Carlo Goldoni, in de Engelse boekhandel (rechts onderaan, tegenover het woord Fiume in de rivier; mooie Ghirlandaio in de kerk). Hier bevindt zich ook het Franse Instituut, dat ooit een Soirée Dada organiseerde die mijn verbeelding bezighield.
K. Kressmann Taylor, Diary of Florence in Flood, New York, 1967.
