
‘”Hebt gij hun woorden begrepen,” vroeg de Vlaming aan zijn makker. “Ze willen dus al de Belgen als kippen in een kooi opsluiten.”
“Ja,” sprak de Plek, “maar dat zal hun nooit lukken, zolang er een rakker der grenzen bestaat.”‘
Deze zinnen zijn afkomstig uit een van mijn favoriete egodocumenten van de Eerste Wereldoorlog, het verslag dat Kempenaar Jan Vleugels naliet over zijn verzetsactiviteiten aan de Belgisch-Nederlandse grens. Hij smokkelde jongemannen die het Belgisch leger aan de Ijzer wilden vervoegen en vluchtelingen de grens over naar het neutrale Nederland (als handlanger van Edith Cavell, “Miss C” in zijn boek) en verwierf een ware Robin-Hoodstatus, toen hij erin slaagde uit de door Duitsers zwaarbewaakte gevangenis van Turnhout te ontsnappen. Hij is ook de uitvinder van het opvouwbare, houten en met rubber beklede raam dat tussen de electriciteitsdraden van de grensversperring – de Dodendraad – werd geplaatst, zodat mensen er door konden kruipen.
Vleugels, codenaam de Vlaming (die ik hem liet behouden in Almanak), wijdde een mooie beschrijving aan een nachtelijke passage met vluchtelingen in Wortel-Kolonie. Amper enkele honderden meters van de hier beschreven plaats lag mijn grootvader met zijn broers te slapen in het ouderlijke huis.
“Stil, achter elkaar, sluipt men nu door een bosgracht. Even geluisterd, wat verder weer, tot men eindelijk een lichte schemering merkt aan het einde van de gracht. Hier moet het zijn, want men hoort reeds het gerinkel der draden. Welk een gevoel dringt zich op bij het naderen van een vrije bodem, maar die nu door dit doodsgevaar omringd wordt. Een onverklaarbaar verlangen naar een geheime kracht om die andere vrije bodem te bereiken, bekruipt ons. De vier personen moeten hier even wachten, terwijl de drie rakkers, kruipende op de knieën de toestand verkennen.
Het is een kwade nacht. Geen enkel windje ruist in de bomen. Men nadert de draad en hoort of ziet geen enkele Duitse wacht. Alles ziet er dus gunstig uit en men beveelt op de knieën zacht de draad te naderen. Een enkel paar stoort zich daar echter niet aan, en is bezig te flirten op zulk een gevaarlijk punt, dat men hier heeft bereikt.
De rakkers willen hun toestel plaatsen, maar daar hoort men een plons als van iemand die struikelde. Dit gerucht werd door de waakzame Duitsers opgevangen. Wat gebeurde er nu. De stille heide werd in een woest toneel herschapen. Er werd geroepen, geraasd en geschoten. Het geweervuur weergalmde in de bossen. Langs de kant van de uitwijkelingen werd geen weerstand geboden. Al wie vluchten kon, spoedde zich heen, ieder was nu verplicht op eigen krachten te handelen. […] Juist op het ogenblik dat de Vlaming de dreef wilde oversteken, versperden de Duitsers hem de weg met geweervuur. Een enkele kogel floot langs zijn oren, maar toch sprong hij nader en bereikte aan de overkant het struikgewas en verdween in de duistere bossen.”
J. Vleugels, De rakkers der grenzen, Ravels, tweede, herziene druk 1978, p. 25; 27-28 (eerste druk: 1930).
“De rakkers der grenzen” wordt op 4 november 2012 heruitgegeven, voorzien van verduidelijkingen en met een biografie van de auteur. Meer info vanaf 1 september: http://www.amaliavansolms.org en http://www.studiumgeneralevzw.be
Dat is fantastisch nieuws: ik kijk erg uit naar deze heruitgave!
Ik heb een geschreven dagboek van jan Vleugels.Ik ben zijn kleinzoon.Zijn dochter Amanda Vleugels(leeft nog is101) is mijn moeder.Mocht het u intereseren neem contact
Dank voor uw bericht! Ik neem in de loop van volgende week contact op. Met een vriendelijke groet, Leen Huet