Het is een zomeravontuur: een gewonde buizerd opmerken tijdens het grasmaaien, buren verwittigen, een opvangcentrum contacteren. ’s Avonds in het bosje de ogen van drie reeën zien glinsteren en een vos ruiken. De buizerd vangen, in een sloot, met een schepnet, en naar het opvangcentrum brengen. “Nu heb ik eens in de ogen van een buizerd gekeken – het was mooi.” Vleugel uit de koot, intussen herstellend.
En al die tijd zat ik in het archief.
Tent via Field Candy
Moet ineens denken aan de keer dat ik met de kinderen op de Veluwe aan het kamperen was. Een van de drie jongens had wel iets met de natuur. Heel vroeg opgestaan, op een dag, om reeën te spotten. Hij, nog klein, toch wel zenuwachtig. Moet grote boodschap. Hij. In de bosjes. Geen papier. Graspollen. Terwijl ik op het pad sta en wacht, zie ik (ik!) een ree. Hij niet. Hij (mijn zoon) zat nog daar. Te hannesen met dat gras. Wat ik nu na zo’n vijfentwintig jaar voel heeft, tot mijn verrassing, omdat er nog zo heel veel anders is gebeurd, toch iets van zachtaardige weemoed.
Het moet lukken dat het hier ook mijn vader was die het avontuur beleefde 🙂
Dag Leen,
Met het tent was ik alleen een keer op vakantie. In 1987 ben ik met de tent dwars door Frankrijk gefietst. Met het weer had ik geluk gehad omdat het niet geregend heeft. Zo mooi het zijn kan in de natuur te kamperen, zo afschuwelijk stel ik me voor te moeten slapen als het de hele nacht regend. Als familie gaan wij altijd in vakantie-woningen of -huizen.
Prettige dag
Dieter
Ik ben ook niet zo’n tentreiziger, Dieter, maar dit exemplaar in boekvorm vond ik te mooi om niet af te beelden.
Prettige dag,
Leen