
Vol vreugde ontdekte ik deze titel in de kast met Oude Pockets in de logeerkamer.
‘Het kwam mijn vader voor dat twee zonen op de universiteit meer was dan zijn beurs kon verdragen. Dus de Studie greep ernaast en de Handel kreeg mij.
Nu denk je waarschijnlijk, Winkler, dat de Handel hier wel bij voer, maar dan heb je het mis. Mogelijk omdat ik een toegewijd kunstenaar was, wiens ziel hoog boven het gesjacher stond of mogelijk – en dit gezichtspunt werd meer ingenomen op kantoor – omdat ik gewoon maar een stomme eend was. Ik bleek de meest ondoelmatige klerk te zijn wiens zitvlak ooit het oppervlak van een kantoorkruk verwarmd had. Ik kon geen kwaad, zolang ze me op de postkamer hielden, waar ik niets anders te doen had dan brieven te frankeren en te verzenden, een taak die juist aangepast was aan mijn kwaliteiten, maar toen ze me op Vaste Deposito’s plaatsten, ging al spoedig het praatje door Lombard Street: “Wodehouse heeft het niet meer. Hij kan er niet tegenop.”
Als er al een moment geweest is in de loop van mijn bankloopbaan waarop ik ook maar een vage indruk had van wat ik nu eigenlijk deed, kan ik mij dat toch niet herinneren.
Van Vaste Deposito’s zeilde ik naar Binnenlandse Wissels – en het heeft geen zin mij te vragen wat Binnenlandse Wissels zijn. Ik heb het nooit ontdekt. – en toen naar Buitenlandse Wissels en naar Kas, altijd met een zwak, verontschuldigend glimlachje op mijn gezicht en hopend dat mijn vriendelijke karakter me erdoorheen zou slepen, als ik tekort zou schieten in de uitvoering van mijn geheimzinnige verplichtingen en ik wist dat dat binnenkort moest gebeuren.’
De Londense City heeft dus ooit wel P.G. Wodehouse aan de wereld geschonken. Een goed punt.
De man met de rare voornamen nam soms wraak door zijn personages met gelijkaardige lasten op te zadelen. Mijn favoriet is zijn keuze om de financier L.G. Trotter niet Leonard Graham, maar wel Lemuel Gengulphus te dopen.
P.G. Wodehouse, Wodehouse over Wodehouse. Een autobiografie met uitweidingen, vertaald door B.H. Loof, Prisma-Boeken, Utrecht-Antwerpen.
Het heeft wat geduurd eer Pelham zijn plaats gevonden had,maar deze is nu wel voor altijd verworven. Ik denk dat ik 11 of 12 was toen ik PGW ontdekt heb, op aanraden van mijn vader. Het was net de tijd (1980) dat er een aantal heruitgegeven waren, een goede vriend van mijn vader had tientallen Prisma Pockets uit de jaren 1960 en de locale Davidsfonds (ondertussen al lang wijlen, het was een ideale bib voor een leeshongerig kind – er waren geen nieuwe aankopen meer waardoor de boeken die er waren vaak nog in een ander soort register geschreven waren, of tegenwoordig niet meer te vinden, Paul Gallico ??) nog oudere hardcovers. Verslonden. Van mijn vijftiende las ik ze in het Engels. Het is me toen opgevallen dat de vertalers soms hele stukken hebben weggelaten, wat me niet verwondert : het is een zeer uniek Engels. Deze vakantie heb ik “Uncle Fred in the Springtime” herlezen, het doet deugd.
Inderdaad, heel uniek Engels en als register nagenoeg onvertaalbaar. De covers van die oude Prisma-pockets zijn ook schitterend, vind ik. De autobiografie lees ik met enige verwondering – de schrijver is zo duidelijk van plan nooit ook maar een seconde in zijn kaarten te laten kijken, heel erg Victoriaans is dat toch. En hij bracht het grootste deel van zijn leven in de VS door, ja klinkt op en top als een Amerikaan, en hij hield van boksen – op een bepaalde manier doet hij me aan Nabokov denken. In de Armstrong&Miller show duiken soms grappige sketches op met Wooster en Jeeves. Paul Gallico, dat is nu eens echt een oude bibliotheeknaam.
U heeft gelijk, zo had ik het nog nooit gezien, PGW als NV, in zekere zin ook een banneling in Amerika, die een eigen (taal)universum heeft geschapen. Heel gesloten. Zowel VN als PGW zijn na WOII nooit meer teruggekeerd naar hun thuisland, beide wegens politieke problemen. Helemaal op het einde is er nog een erkenning gekregen voor PGW, een verheffing tot “Sir” denk ik, enkele maanden voor zijn dood. (alhoewel ik nu nog altijd soms heftige debatten lees in The Guardian als er een artikel over PGW in de oorlog wordt gepubliceerd.) Zijn werk is onbetwist, alhoewel ondertussen nog veel meer een fantasiewereld dan vroeger.
VN is na 1991 gerehabiliteerd. Ik weet niet hoe het nu is in Rusland… Is zijn landgoed na de brand eind jaren ’90 nu al heropgebouwd ?
De Armstrong en Miller Show ken ik niet. Ik weet wel dat er een TV serie is gemaakt met Stephen Fry als Jeeves en Hugh Lauri als Bertie, maar om de een of andere reden is die nooit het kanaal overgewaaid (terwijl Allo’Allo’ tot in den treuren herhaald wordt…)
Al googlend las ik dat PGW onder meer in België opgesloten was als ‘enemy alien’, en vervolgens in Opper-Silezië (PGW: If this is Upper-Silesia, one wonders what Lower-Silesia must be like). Naar het schijnt zou MI5 bezwaren hebben gehad toen hij ‘Sir’ werd, want dat zou zoiets zijn als het Bertie-Woosterimago van de Britten valideren. Binnenlandse kwesties…
Er was wel wat meer aan de hand.
Hij woonde bij het begin van de oorlog in Le Touquet met vrouw en (stief)dochter.
Hij is toen effectief geïnterneerd, en een tijdje in de citadel van Hoei opgesloten geweest.
Hij is echter ook naar Berlijn overgebracht, waar hij luxueuzer verblijfsoorden kreeg (ik meen me Hotel Adlon te herinneren,maar dat kunnen roddels zijn) en daar heeft hij zich laten overhalen om radioboodschappen uit te zenden.
Die boodschappen, voordrachten, zijn hem steeds kwalijk genomen, om in de oorlog zo openlijk aan Duitse propaganda mee te werken.
Hij heeft steeds gezegd dat dit te goeder trouw is gebeurd, en dat hij hoopte hiermee de oorlog te bekorten.
Minstens toonde hij zich hier zeer wereldvreemd, en een totaal gebrek aan inlevingsvermogen. Zo is hij wel wat met Felix Timmermans vergeleken, die ook zijn eigen universum geschapen had, waardoor er weinig perceptie was met wat er werkelijk in de wereld gebeurde.
Wat er ook van zij, hij is definitief naar de USA vertrokken, en heeft geweigerd nog ooit naar Engeland terug te keren. Omgekeerd was zijn naam in UK ook “besmet”, getuige nog altijd de reacties die ik onlangs (toch al een jaar geleden) mocht lezen.
In eigen opinie is dat PGW zeker geen fascist was, getuige zijn vernietigend portret van Roderick Spode, Lord Sidcup, als leider van de “Black Shorts”, maar dat hij dit eerder als een belachelijk clubje zag dan een echt groot inherent duivels gevaar.
IMO mag ook de Britse elite Churchill razend dankbaar zijn dat hij een invasie heeft kunnen afhouden (en Hitler dat hij geen invasie aangedurfd heeft), want nu zijn ze er als helden kunnen uitkomen. Ik weet niet of de volledige upper class van 1940 in het verzet zou zijn gegaan, als ik sommige verhalen mag geloven.
“The Remains of the Day” geeft daar een erg scherp beeld van (ook door de ogen van een butler). Mosley en enkele Mitfordzusters, alsmede de hertog en hertogin van Windsor zagen veel in Hitler – en dan zijn er nog de smakeloze capriolen van Max Mosley. In dat opzicht – de polarisering in de Britse maatschappij – is ook The Untouchable van John Banville interessant.
misschien kan ik “met een zwak, verontschuldigend glimlachje” alsnog mutatie aanvragen naar die “vaste deposito’s” . dat lijkt me nog wel wat!
Die afdeling klinkt ook in mijn leken-oren nog vrij stabiel, Flâneur – ik vond het wel grappig dat hij zoveel onwetendheid tentoon spreidde. Hij werd ontslagen omdat hij een komisch verhaaltje geschreven had op de titelpagina van een nieuw grootboek :-).