
Gisteren kwam ik, geheel onverwacht, m’n overgrootvader tegen in het Stadsarchief van Mechelen. Ik raadpleegde de nalatenschap van genealoog Octave Le Maire – een Kolenwoud aan stambomen – en stuitte op een tiental brieven die mijn overgrootvader hem schreef in 1924 en 1925. Wonderlijk. Le Maire ploos werkelijk alles uit over families die aan de zijne verwant waren, en zo kwam ik te weten dat ik tot Tak E van de familie Huet behoor. In het dichte struikgewas van verdere verwantschappen dook volgens Le Maire mogelijk nog een dertiende-eeuwse heilige op, een theorietje zo bizar dat ik er al twee dagen om grijns en glimlach. De sarcofaag van de heilige is in 1964 teruggevonden als drinkbak voor koeien.
De sarcofaag van de heilige is in 1964 teruggevonden als drinkbak voor koeien.
Misschien was hij wel een dichter …
Het was een zij; en een zalige, Le Maire vergiste zich van statuut. Wel, ze was zo radicaal dat je haar een action poet zou kunnen noemen. En haar sarcofaag als drinkbak voor koeien, dat had ze zeker wel gewaardeerd!