Nieuw jasje

Voor de komende Erfgoeddag stak briljant beeldredacteur Jan Grieten mijn grootvaders boekje over Martial Van Schelle in een nieuw jasje. Hier ligt het nu: nagekeken, opgefrist, in een snedig nieuw formaat. Op zondag 22 april vertel ik passanten bij Van Schelles geboortehuis over leven en avonturen van deze sport- en verzetsheld. Info: Markt 1 te Merksplas of in De Klapekster, Wortel-Kolonie 41.

Dierbaar

“De jonge Van Schelle groeide in die welige natuur op tot een frisse knaap, die zoals we later zullen ervaren, graag haantje vooruit was.
Vader Van Schelle was een goedig maar zwaarlijvig man die tamelijk moeilijk uit de voeten kon, en alhoewel begaan met de opvoeding van zijn telg, het niet kon bolwerken. Zijn moeder, die heel veel afwezig was, kon zich nog minder met de opvoeding van de knaap inlaten.

Vanzelfsprekend dat de opgroeiende Martial, én van de ene én van de andere toestand, profiteerde en deed wat hij graag deed en de rest liet voor wat het was. Maar wat hij deed was kattekwaad.”

Zo erft men dan een held, via grootvader en vader.

Die verroeste nietjes ontroeren me. Maar het is tijd voor een met foto’s geïllustreerde editie, en een nieuwe lay-out, tegen de Erfgoeddag.

Galerij

Het Museum voor Letteren en Manuscripten, in de panden van Van Schelle Sports, Koningsgalerij, Brussel

Vijftien maart. Exact negenenvijftig jaar geleden werd Martial Van Schelle als gijzelaar in Breendonk door de nazi’s neergekogeld. Een maandagochtend. De executiepalen staan er nog steeds.

Ik bracht die dag door op een plaats die Van Schelle dierbaar was, de Koningsgalerij in Brussel. Hier was vele tientallen jaren lang zijn zaak Van Schelle Sports gevestigd; de lokalen van zijn winkel zijn sinds kort ingenomen door het aantrekkelijke Museum van Letteren en Manuscripten. Voor het eerst bezocht ik ook de coulissen van dit negentiende-eeuwse theaterdecor. In een Empirezaaltje op de bovenverdieping van de galerij, omgeven door vorstelijke en burgerlijke portretten, bladerde ik door een oud album met foto’s van Van Schelle als zwemmer en ballonvaarder, met fragiele oude artikels uit La Libre Belgique over zijn prestaties als kampioen op de 100 en 200 meter, en als coach.

Dankzij Van Schelle voelde ik me wonderlijk thuis in Brussel.

(Zie ook dit)

Ereperk

De komende erfgoeddag is gewijd aan helden. Mijn persoonlijke held is Martial Van Schelle (1899-1943), een Belgische atleet uit het interbellum met wortels in Merksplas, Brussel en Chicago. Ik leerde hem kennen dankzij een biografietje dat mijn grootvader (ooit Van Schelles buurjongen in de Noorderkempen) van hem schreef en schreef ook zelf over hem, in Mijn België en Almanak. Van Schelle groeide op in Merksplas, vocht in de Eerste Wereldoorlog als piepjonge soldaat in het Amerikaanse leger, werd dan verschillende malen Belgisch zwemkampioen, Olympisch atleet, wintersportpionier, ballonvaarder en zakenman. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ging hij in het verzet, werd hij verraden en stierf hij in het concentratiekamp Breendonk.

Gisteren bezocht ik zijn graf, op het ereperk van de gefusilleerden, achter de RTBF-gebouwen in Brussel.

De volgende keer zal ik bloemen meenemen. Heel treffend waren ook de naamloze graven – onbekende slachtoffers van het nazischrikbewind.

Op de erfgoeddag zal ik belangstellenden over Van Schelle vertellen bij zijn geboortehuis, de Diepte, in Merksplas.

Meer over Van Schelle op deze blog vindt u hier, en hier. Elders is er dit.

Vrome boom

Kapelletje, Diepte, Merksplas (foto ca. 1950)

Stel: een Kempenaar koopt een afgelegen, vervallen huis, uitgerekend in de jaren dat elke andere Vlaming zich in een verkaveling vestigt. Bij dat huis hoort sinds mensenheugenis een kapelletje, gebouwd naast  de ingang van de tuin en toegewijd aan de Ster der Zee. Waarom Stella Maris? Omdat de bouwheer, als vertegenwoordiger van het Belgische Rode Kruis, in de jaren 1890-1900 vaak de oceaan op en over moest? Omdat zijn Amerikaanse echtgenote op 7 mei 1915 de Duitse aanval op het passagierschip Lusitania  overleefde – helaas niet voor lang? Feit is dat er toen een Noord-Amerikaanse boom bij het kapelletje werd geplant, een robinia pseudo-acacia, die intussen de omvang van 240 cm heeft bereikt.

De enige zoon van dit echtpaar, Martial Van Schelle, werd meervoudig Belgisch zwemkampioen, nam deel aan de Olympische Spelen in Antwerpen in 1920 en stierf als verzetsheld in het folterkamp Breendonk in 1943.

Van Schelle inspireert al drie generaties van mijn familie. En dus vul ik nu netjes de folder “Vrome Bomen” in, om deze ietwat exotische acacia zijn plaats te geven in de rangen van vrome inheemse eiken, lindes en meidoorns.

(Vrome bomen, een erfgoedproject van de Provincie Antwerpen)

Le cottage et la ferme Van Schelle, Diepte, à Merxplas

Literaire woning in de Noorderkempen

“De geur van lindebomen waaide aan. Al het houtwerk was nog geschilderd in de verf die meneer Van Schelle er eertijds voor had gekozen, vliegenwerend blauw, nu gebarsten, afgebladderd, door de hitte van zestig zomers in blaren getrokken. Hier zag ik Amélie de meid met het jonge geitje achter zich aan, dacht hij. Hier zullen de meiden en knechts paniekerig vergaderd hebben toen ze een telegram onvingen met het bericht dat Mijnheer terugkwam uit Zuid-Afrika en een tijd wilde uitrusten op zijn buitengoed – want in zijn afwezigheid hadden ze de splinternieuwe machines verkocht omdat ze er niet mee wilden werken en het hele domein maar een beetje tot eigen voordeel uitgebaat. Het was een typisch geval, rijkelui uit Gent, Antwerpen of Brussel die hier hele lappen hei opkochten voor een appel en een ei en die arme grond eens met de nieuwste technieken zouden laten bewerken door hun pachters. Herenboer spelen.

Uitgevlogen

Na de grote oorlog hadden ze alles verkocht. Boer Haest, die in de loopgraven blind was geworden, had blijkbaar genoeg geld in een sok, want hij kocht deze boerderij. En de boomkweker kocht de aanpalende villa, en nodigde mij en mijn broers uit om wafels te komen eten en wijn te komen drinken, in het gezelschap van zijn dochters. Maar voor een stapel wafels gingen we onszelf nu ook weer niet laten vangen.”

L. Huet, Almanak, Atlas, 2005, p. 144-145.

Joie de vivre

“Hij liet zich niet pramen, hij was gek op die Amerikaanse sleeën. Ze schoven gedrieën op de voorbank. Hij legde zijn handen goedkeurend op het witte stuurwiel met de metalen ring en het roodzilveren wapenschild in het midden en draaide de sleutel om in het contact. Dat was techniek, de zoete manier waarop deze grootse motor begon te draaien en de soepele schakeling aan het stuur. Drie versnellingen, dit type was nog niet automatique. Powerglide of Dynaflow noemden de Amerikanen dat, meende hij zich te herinneren. When better cars are built, Buick will build them, luidde de slagzin op een van die folders die hij als kind had verzameld  op het Autosalon en die de muren van zijn slaapkamer sierden. Twee ton staal onder je kont en het gevoel zo licht als een veertje voort te glijden. ‘Een rijdende salon,’ zei hij bewonderend terwijl ze de bocht namen. ‘Maak het jullie gemakkelijk, juffrouwen. Waar gaan we naartoe?’ ”

L. Huet, Almanak, p. 110.