Verloren maandag

Appelbollen
Appelbollen

“Verloren maandag brengt herinneringen terug aan de rijke boterige worstenbroden van knisperend bladerdeeg en de volmaakte appelbollen, als besneeuwde yurten op het bord, die alles met de kindertijd te maken hebben. Vernam de kleine Rémy uit Alleen op de wereld ook niet dat hij verkocht was aan een potsenmaker op het ogenblik dat zijn pleegmoeder appelbollen stond te bakken? Kijk, dan kon je aan de kleine Rémy denken terwijl je moeder je deze lekkernij toeschoof. (Alleen op de wereld is een uit de mode geraakt kinderboek, maar het werd met liefde herdacht door een van de grootste dichteressen van de twintigste eeuw, Marina Tsvetajeva; haar leven lang onthield ze de namen van de lieflijke, slimme honden in dat avontuur, samen uit te spreken als een toverformule: Capi, Dolce, Zerbino.)”

Traditie betekent wellicht ook dat mijn moeder me op verloren maandag nog steeds appelbollen bezorgt, zelfs al woon ik nu in een provincie waar men dit gebruik amper kent. Ze zullen smaken straks.

L. Huet, Verloren maandag, in Mijn België, derde druk, 2009, p. 299. Voor meer informatie over verloren maandag: klik op de tag hieronder.

Gezond

Prima kookboek

Goed. Iets nuttigs. Iets waar u, dierbare lezer, wat aan heeft. Een recept voor een gezonde drank. Als u hem vandaag bereidt, is hij klaar tegen de herfst.
Uit dat prima kookboek van Toulouse-Lautrec. Treft u het aan in een tweedehandsboekhandel, koop het gerust. Stevige kost voor durvers.

Porto à l’ail, Porto met knoflook. Uitstekend tegen chronische bronchitis, verkoudheden, u weet wel.

Koop een fles goede tot zeer goede porto. Schenk uzelf en iemand anders een glaasje uit, om plaats te maken in de fles.

Hak ongeveer 500 gram knoflooktenen in stukken en laat ze door de flessenhals  glijden. Klaar. Opnieuw afsluiten en twintig dagen laten trekken.

Begin met een half likeurglas ’s avonds (net voor uw soep, aldus het kookboek) en bouw geleidelijk op tot een of twee likeurglazen per avond. Een volstaat wel, wat mij betreft. Uitgeprobeerd en goed bevonden.

Porto à l’ail, in J.-B. Naudin, G. Diego-Dortignac, A. Daguin, Toulouse-Lautrec’s Table, New York, 1993, p. 181.

Reclameslogan

” Mogelijk de duurste, zeker de beste” is een oude reclameslogan waarvoor ik sympathie koester. Ze herinnert aan een wereld waarin kwaliteit, ambachtelijkheid en beroepseer de hoogste normen zijn. Een wereld die ongetwijfeld nooit heeft bestaan en die nooit zal bestaan, maar die sommige gelukkigen misschien wel in hun eigen leven kunnen verwezenlijken. En het is natuurlijk ook een grappige thermometer. Het Gentse merk Salami Imperial is ondertussen opgedoekt, vermoed ik.

Dichter in Leuven

“Dans les années cinquante la ville de Louvain, à peine ressuscitée des cendres de la deuxième guerre mondiale, ouvrit ses portes à deux importants Roumains qui y cherchèrent un refuge: le poète Michel Stériade et le linguiste Sever Pop. Michel Stériade y a exploité un petit restaurant, situé dans la rue Saint-Martin, près de la caserne des artilleurs, aujourd’hui démolie et remplacée par un complexe d’immeubles. Il s’y retira avec ses livres pour y vivre ses dernières années. Dans ce restaurant, presque exclusivement fréquenté par des intellectuels, conduits par le chirurgien flamand Herman Verduyn, professeur à l’université, Stériade servait des mets roumains, récitait des poèmes, jouait du piano, chantait et entretenait ses clients comme un authentique cabaretier. Ce fut chaque fois une fête de se rencontrer en ce lieu de rendez-vous hebdomadaire. Il y diffusait également son Journal roumain.”

Eugène Van Itterbeek, Journal Roumain, Editura hora, Hermannstadt/Sibiu – Les Sept Dormants, Leuven, 2006, p. 166.

Zwart diner

“De zwartgedrapeerde etkamer kwam uit op een tuin die voor deze gelegenheid een metamorfose had ondergaan; de paden waren met houtskool bestrooid, het vijvertje had nu een zwart basalten rand en was met inkt gevuld; de heesterplantsoenen waren opnieuw beplant met cipressen en dennen. Het eten werd geserveerd op een zwart altaardoek, versierd met mandjes viooltjes en scabiosa; kroonluchters wierpen een groen schijnsel over de tafels en in kandelaars flakkerden kaarsen.

Terwijl een verborgen orkest rouwmarsen speelde, werden de gasten bediend door naakte negerinnen, die enkel muiltjes en kousen droegen, van zilverstof, waarop tranen geborduurd waren.

Men had uit zwartomrande borden gegeten: schildpadsoep, russisch roggebrood, rijpe olijven uit Turkije, kaviaar, gedroogde kuit van de harder, gerookte bloedworst uit Frankfurt, wildbraad opgediend in drop- en schoensmeerkleurige sausjes, puree van truffels, amberkleurige roompralines, pudding, bloedperziken, druivengelei, moerbeziën en zwarte kersen. Uit donkergetinte glazen had men gedronken …”

Geïnspireerd door het beroemde zwarte diner van Des Esseintes voorzagen de attente gastvrouwen van de Warande zwarte hapjes na de lezing van donderdag in het Turnhoutse begijnhof. Zeer toepasselijk, aangezien de bedenker van Des Esseintes en het zwarte diner, Huysmans, Turnhout kende en bovendien uitgebreid ter sprake was gekomen in de lezing. Zoutig zeewier, olijven, zwarte marsepein en drop, en een glas cava met zwarte wodka om de keel te verfrissen. Mijn dank!

J.-K. Huysmans, Tegen de Keer, vertaald en met een nawoord van Jan Siebelink, Amsterdam, 2011, p. 43-44.

Foto via Miss Pandora.

Lente

Witte kiezels langs de weg, nog wat anders dan mijlpalen. Van winterparfum overschakelen naar zomers eau-de-toilette. De eerste Eton Mess van het jaar eten. Tussen de rekken in de Inno plotseling een meisje in een verbluffend mooie lentejurk ontwaren, een visioen van elegantie. En worstelen met zinnen voor een artikel, waarom Huysmans’ Tegen de Keer en Là-Bas volgens mij actuele boeken zijn. Maakt het iets uit of boeken actueel zijn? Nee, de lente vloekt met beleren.

Verloren maandag

Lekkernij

“Reeds in het woord gilde treffen we de voornaamste concepten aan die steeds met de Verloren (Verzworen ) Maandag geassocieerd geweest zijn: oudnoors gildi betekende immers betaling, feestmaal, vereniging; vgl. oudnederfrankisch gelda collecta, gildonium feestgenootschap. De verre oorsprong is te zoeken in de heidense offergemeenschappen, die voor de offermaaltijd een bijdrage leverden. De gildonia zelf, de eedgenootschappen van ambachten en beroepen, treden op in de Frankische tijd. Over hen mag hier wel M. Rouche geciteerd worden: ‘Mieux connues sont les communautés marginales que les clercs dénoncent sous le titre de conjurations et que d’autres appellent guildes.’ Of in de Nederlandse vertaling: ‘Beter bekend zijn de marginale gemeenschappen die door de geestelijken als samenzweringen worden afgewezen en door de anderen gilden worden genoemd.’ Door middel van een wederkerige eed beloofden allerlei mensen, boeren, ambachtslieden en vooral kooplui, elkaar onderlinge steun, koste wat het kost. Deze eden plachten op 26 december te worden gezworen, de feestdag van de heidense god Jul, wanneer men een verbond kon sluiten met de geesten der doden en met de demonen die naar de aardbodem terugkeren. Dan richtten de toekomstige broeders enorme banketten aan, een gelegenheid om zich tot overgevens toe vol te stoppen met voedsel en zich te bedrinken totdat een staat van helderziendheid was bereikt waarin contact met bovennnatuurlijke krachten mogelijk was.”

Staat van helderziendheid? Ach, ik ga op deze eerste verjaardag van mijn feuilles volantes, alias blog, als verdwaalde inwoner van de provincie Antwerpen in Vlaams-Brabant op zoek naar appelbollen en worstenbroden. Goed om te weten, niettemin, dat gilden, ambachten, vakbonden en beroepsverenigingen hun wortels vonden in het Frankische tijdperk, vermoedelijk dan ook wel in het Keltische: onze brassende en slempende voorvaderen…

W. Van Osta, Over oorsprong en betekenis van Verloren Maandag en aanverwanten, in Volkskunde, 92, 4, p. 339.

Everybody Eats Well in Belgium

Iedereen eet goed

Kookboek en Bakboek – de hoekstenen. Dan zijn er nog de recepten uit de middeleeuwen en de tijd van Erasmus, die ons wellicht een indruk geven van wat Pieter Bruegel en al zijn holle en bolle personages aten. En recepten uit de zeventiende eeuw, uitgeprobeerd en opgeschreven door de vrolijk babbelende Antwerpse kok Antonius Magirus: “Mannen zijn niet blij met restjes koude kost – wat ze ook mogen beweren – ze hebben graag verse kost, ik spreek met kennis van zaken. (…) Mannen moeten vaak veel woorden gebruiken om zo hun vrouwtjes niet boos te maken, want die zijn lichtgeraakt. Dit zeg ik voor ieders bestwil, opdat men zich realiseert wat er zich dagelijks zoal afspeelt. U kunt dat gemakkelijk verhelpen met behulp van mijn boekje, en dat met weinig moeite, met weinig onkosten en groot profijt”. Nog een amusant boekje over scheikunde in de kookpotten. Ten slotte Ruth Van Waerebeeks fervent ode aan de Belgische keuken, geformuleerd voor Amerikanen. The crispiest fried potatoes, moistest roast chicken, plumpest garlicky mussels and heartiest beers. Plus fabulous Belgian waffles and lush desserts.

Semoule

Semoule met frambozen

Op speciaal verzoek van schrijver Erik Vlaminck had de gastheer gezorgd voor semoule, griesmeelpap, als dessert. Het maakte herinneringen los: ik zag mijn grootmoeder voor me, terwijl ze semoule, vanillepudding of rijstpap met saffraan klaarmaakte en mij alvast de restjes uit de pan liet lepelen; de moeder van een andere gaste bleek nog steeds vast te houden aan de bereiding van deze klassieke nagerechten. Er verscheen een mooi bord semoule met frambozen voor elk van ons; later ook nog een grote kom met een pollepel. Ik proefde en herontdekte een smaak uit mijn kindertijd, nu rijker en romiger en begeleid door een glas amberkleurige Sauternes. Die deed ons op de een of andere manier denken  aan de slanke dessertenliefhebber koning Boudewijn, en zo vervolgde ons gesprek zijn Belgische loop, over de opstand in jezuïetencolleges in de jaren 1960 en de krankzinnige prinses Charlotte tot de landbouwbeurs in Libramont.

De smaak van heimwee

Blaue Zipfel uit Frankenland

Ter herinnering aan een bordje Blaue Zipfel (in wijn en azijn gekookte worst met fijne groenten) genoten in Sommerach, bij een glas prima Frankische huiswijn, enkele citaten uit het ondergewaardeerde kookboek van kok/kunsthistoricus Dirk Lambrechts.

“Het was middag toen we het Bürgerspital zum Heiligen Geist in Würzburg binnengingen. Een enorm groot historisch gebouw met een achttal gelagkamers waarvan de Bürgerzimmer de grootste is. Het Bürgerspital bezit eigen gerenommeerde wijngaarden en is de beste plek om een overzicht te krijgen van de Frankenwijnen die volgens velen de beste zijn van Duitsland. Eigenlijk was het een hospice. Men zegt dat de armen nu nog recht hebben op één glas wijn per dag. Merkwaardig dat ik er geen horden ongelukkige stumpers aantrof. Zou dit dan toch weer een mythe zijn? De keuze van wijnen is overweldigend. Het is beter in het begin geen bocksbeutel te bestellen – de typisch platbuikige ronde, groene fles die alleen voor Frankenwijn gebruikt mag worden. Je proeft per glas en begint zoals in het bijbelse Kanaän met de eenvoudigste wijnen om te eindigen met een Steinwijn, bijvoorbeeld een Jesuitenstein.”

“Het was moeilijk om Duitse gerechten in mijn restaurant aan de man te brengen. Altijd was er een vooringenomenheid die op niets was gebaseerd. Ooit stonden er Königsberger Klopse op de kaart: gehaktballen in een lichtzure saus met kappertjes en ansjovis. Niemand bestelde ze. De week daarop prees ik ze aan als albondigas uit Galicië. Twee weken lang hebben we gehaktballen gerold, want iedereen wilde die befaamde Galicische specialiteit proeven. Met veel andere gerechten had je hetzelfde kunnen bereiken. Je gaf het kind een andere naam en plots werd het een topper op de kaart. Zo eenvoudig is het in te spelen op een soort snobisme dat bijna altijd gebaseerd is op onwetendheid. Onwetendheid die waardevolle culinaire tradities met een hautain misprijzen van de landkaart veegt.”

Dirk Lambrechts, De smaak van heimwee. Herinneringen aan de Europese volkskeuken, Amsterdam, 2003, p. 152-153; 157.